7 februari, 2025
Onze vakbondWW Uitkering Met UGM Uitkering ... Hoe Zit Dat?

WW Uitkering Met UGM Uitkering … Hoe Zit Dat?
W

Veel militairen gaan na hun leeftijdsontslag werken. Vaak doen ze vrijwilligerswerk, regelmatig ook betaald werk. Dat mag. Bijverdienen mag in principe onbeperkt. Maar bestaat dan ook recht op WW in geval van ontslag?

Ja, er bestaat wel recht op WW. Maar of de uitkering tot uitbetaling komt is de vraag. In het verleden waren er al problemen omdat de UWV, de uitkeringsinstantie die de WW betaalt, “moeilijk” deed.

Dat gaat zo: het UWV bepaalt eerst hoe hoog het WW-bedrag is waarop recht bestaat. Blijkt vervolgens dat de uitkering op grond van de Uitkeringswet gewezen militairen (UGM) hoger is dan het WW bedrag, dan betaalt het UWV niets. Als de WW-uitkering hoger is, dan betaalt UWV alleen het meerdere. Met andere woorden: het UWV verrekent de UGM-uitkering met de WW-uitkering.

Argument van het UWV: de UGM-uitkering is een “oudedagsvoorziening”. En dat is “inkomen” in de zin van artikel 34 van de WW. En dat mag in mindering worden gebracht op de uitkering.

In het verleden zijn er rechtszaken gevoerd. In ieder geval staat op grond daarvan vast dat er recht is op WW voor UGM’ers die werkloos worden uit een betaalde betrekking die zij vervullen na hun leeftijdsontslag.

Begin oktober is er een einde gekomen aan een rechtszaak van bijna 2 jaar die was aangespannen door een oud-militair tegen het UWV. De-oud militair kreeg geen geld van het UWV nadat hij werkloos was geworden. En volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is dat terecht. De CRvB is het hoogste rechtscollege voor zaken over sociale zekerheid. Er is geen juridisch “beroep” tegen de uitspraak mogelijk.

De Centrale Raad van Beroep vindt net als het UWV dat de UGM-uitkering vergelijkbaar is met een oudedagsvoorziening. Dit betekent volgens de Raad dat die voorziening moet worden afgetrokken van de WW-uitkering die de ex-militair krijgt omdat hij uit ander werk werkloos is geworden. Omdat de oudedagsvoorziening hoger is dan de WW-uitkering wordt die laatste uitkering niet uitbetaald. Dat tijdens een eerdere periode van werkloosheid van de ex-militair niet is verrekend vindt de Centrale Raad van Beroep geen reden om in deze nieuwe situatie de oudedagsvoorziening niet af te trekken van de WW-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep geeft met deze uitspraak, voor velen niet tot de verbeelding sprekende, duidelijkheid. Overigens heeft de Raad al eerder identieke uitspraken gedaan in zaken waarin sprake was van samenloop van WW met bijvoorbeeld een VUT-uitkering.

De betrokken ex-militair ging in 2002 met functioneel leeftijdsontslag. Na zijn functioneel leeftijdsontslag heeft hij bij diverse werkgevers in dienstbetrekking gewerkt, laatstelijk van 1 februari 2010 tot 1 januari 2011 voor 24 uur per week bij een woningbouwvereniging. Toen hij daar ontslagen werd, vroeg hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan bij het UWV. Deze werd hem toegekend, maar de WW-uitkering kwam dus niet tot uitbetaling.

In april 2011 verklaarde het UWV het ingebrachte bezwaar ongegrond en deed daarbij een beroep op artikel 34 van de WW. De oud-militair had ook gesteld dat hij eerder wel een WW-uitkering naast zijn UGM had ontvangen. Maar volgens het UWV kon hij daaraan geen recht ontlenen. Er was, zo stelt het UWV, in het verleden een fout gemaakt en die wilde de uitkeringsinstantie niet nog een keer maken.

De ex-militair kreeg in beroep bij de rechtbank gelijk. Maar de Centrale Raad van Beroep stelde hem dus alsnog in het ongelijk.

UGM is “oudedagsvoorziening”.

De Centrale Raad van Beroep ontleent een belangrijke overweging aan de toelichting op artikel 1 van het Besluit Regeling Gelijkstelling van uitkeringen met ouderdomspensioen (1991): met artikel 1, eerste lid, onderdeel b, wordt bereikt dat een overbruggingspensioen onder de anticumulatieregeling van artikel 34, eerste en vierde lid, van de WW valt. Onderdeel b heeft betrekking op constructies, waarbij eerst bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd het definitieve pensioen wordt vastgesteld. Met het vereiste, dat de uitkering moet voortvloeien uit een dienstbetrekking wordt bereikt, dat bij op eigen initiatief getroffen en uitsluitend door de werknemer bekostigde regelingen anticumulatie achterwege blijft. Met het vereiste, dat de uitkering het karakter van een oudedagsvoorziening moet hebben wordt bereikt, dat als sprake is van andersoortig karakter, bijvoorbeeld aanvulling op de WW-uitkering in het kader van een afvloeiingsregeling, anticumulatie achterwege blijft.

Het geschil tussen partijen, zo gaat de Centrale Raad van Beroep verder, gaat over de vraag of appellant (het UWV) terecht heeft aangenomen dat de aan betrokkene toegekende UGM-uitkering een uitkering is die op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit met een ouderdomspensioen moet worden gelijkgesteld. Voor het antwoord op die vraag zal het karakter van die uitkering moeten worden bepaald vanuit de doelstelling van de UGM. Anders dan in de uitspraak van 15 juli 1997, LJN AL0774, kent de Raad geen betekenis toe aan de leeftijd van betrokkene en evenmin aan het gegeven dat betrokkene na zijn functioneel leeftijdsontslag en na de toekenning van de UGM-uitkering zijn arbeidsleven feitelijk niet heeft beëindigd en een aantal jaren heeft gewerkt.

De UGM is in 1966 tot stand gekomen omdat de invoering van een functioneel leeftijdsontslag voor militairen het nodig maakte een financiële voorziening te treffen voor de periode tussen het ontslag en de pensioengerechtigde leeftijd. De getroffen financiële voorziening hield in dat een gewezen militair gedurende de eerste 60 maanden na het functioneel leeftijdsontslag 80% van de laatstgenoten bezoldiging ontving, met de mogelijkheid van een verhoging met maximaal 5%, en daarna, tot op het moment waarop hij 65 jaar zou worden, 73%.

Met de mogelijkheid om na het ontslag als militair weer loongevende arbeid te verrichten werd in die zin rekening gehouden, dat een cumulatiebeperkende regeling was opgenomen. Maar volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) was het altijd de bedoeling van de wetgever om een regeling te maken met als uitgangspunt dat de militair na zijn functioneel leeftijdsontslag niet meer genoopt zou zijn aan het arbeidsleven (in een andere functie) deel te nemen.

De UGM verplicht de gewezen militairen dan ook niet tot re-integratie op de arbeidsmarkt of het aanvaarden van passende arbeid. Daarom heeft de CRvB op 21 april 2001 al in een uitspraak vastgelegd de UGM-uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening is toegekend.

De anticumulatieregeling van de UGM is na 1966 gewijzigd. Voor de oud-militair geldt de regeling dat inkomsten in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag van het ontslag, slechts gedurende twee jaar in mindering worden gebracht op de UGM-uitkering. Inkomsten die worden verkregen uit een dienstbetrekking in enkele nader genoemde sectoren zijn hiervan uitgesloten.

De UGM bevat nog altijd een regeling tot toekenning van een uitkering aan gewezen militairen, die zijn ontslagen wegens het bereiken van bepaalde leeftijdsgrenzen. De hoogte en de duur van de uitkering zijn ongewijzigd gebleven. De UGM bevat nog altijd geen verplichting tot re-integratie op de arbeidsmarkt of tot het aanvaarden van passende arbeid. Gelet hierop is het karakter van de UGM-uitkering als oudedagsvoorziening niet anders geworden. Dat de anticumulatieregeling sinds 1966 is versoepeld en later in zijn geheel vervallen doet aan het karakter van de UGM-uitkering als oudedagsvoorziening niet af.

Daarom is, aldus de Raad, de UGM-uitkering van de oud-militair een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering die bij wijze van oudedagsvoorziening is toegekend, voorafgaande aan het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Het UWV heeft die uitkering met toepassing van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit dan ook terecht gelijkgesteld met een ouderdomspensioen.

Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel veegt de Centrale Raad van Beroep van tafel. Het betreft een nieuwe aanvraag. Het UWV heeft toen een fout gemaakt en is niet verplicht deze te herhalen.

De begrenzing op het max dagloon is niet (meer) aan de orde. Het UWV verrekent toch de UGM met de WW. Dit vindt plaats op basis van artikel 34 van de WW. Zie onderstaande beschrijving die ik heb gevonden. Ik veronderstel u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

bron: George Winthagen – senior medewerker uitvoering APG Bijzondere Regelingen Defensie
 

ComputerComputer
ComputerComputer

Gerelateerd aan dit bericht: