Vandaag heeft de Tweede Kamer gesproken over het nieuwe regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’. Dat is een titel die de Nederlandse professionals hoop zou moeten geven op een zekere toekomst. Het regeerakkoord is hoopvol van toon, maar tussen het zoet zit nog het nodige zuur voor de professional. Dat staat in de brief die de Vakcentrale voor Professionals (VCP) eerder naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Kritische Kanttekeningen
Na een eerste reactie vanuit de Vakcentrale op de presentatie van het regeerakkoord lopen wij hieronder een aantal plannen van de nieuwe kabinet na op het terrein van werk en inkomen. Sommige onderdelen van het regeerakkoord beoordeelt de VCP positief, maar bij verschillende maatregelen plaatst de VCP kritische kanttekeningen omdat het verslechteringen betreft. Op onderdelen is de toon van het regeerakkoord hoopvol, maar geven de maatregelen niet echt vertrouwen dat het ook daadwerkelijk tot verbeteringen zal leiden. Veel zal afhangen van de concrete uitwerking.
Arbeidsmarkt
De nieuwe coalitie wil een nieuwe balans tussen flex en vast. De vraag is, waar die balans uitkomt voor werknemers. De VCP zal de maatregelen op de arbeidsmarkt toetsen aan het principe dat het vaste contract met zekerheid de norm moet zijn. Het regeerakkoord erkent dat vrijblijvende arbeidsrelaties leiden tot onzekerheid bij werknemers, tegelijkertijd worden de ontslagregels fors versoepeld en kunnen werkgevers weer langer tijdelijke contracten bieden. Werknemers blijven dus in onzekerheid. Ook is de vakcentrale kritisch over de plannen met de transitievergoeding en vinden wij dat het kabinet te veel vooruitloopt op de contouren van een nieuw pensioenstelsel.
Flexibilisering is doorgeslagen
Ondanks de constatering in het regeerakkoord dat de flexibilisering is doorgeslagen, vreest de VCP dat de plannen hiervoor geen oplossing bieden. Integendeel. Het perspectief op een normale baan is wat de VCP betreft te ver weg. Vaste werknemers, flexwerkers en zzp’ers worden tegen elkaar uitgespeeld en dit moet worden tegengegaan. Er wordt gesproken over een betere balans op de arbeidsmarkt, maar de VCP stelt vast dat die balans in de aangekondigde maatregelen erg ver doorslaat in het nadeel van de werknemer. De plannen van dit regeerakkoord bieden weinig hoop op verbetering van de positie van de werknemer.
Zorgvuldige onderbouwing noodzakelijk bij ontslag
Zo is de VCP uiterst kritisch op de introductie van een cumulatiegrond in het ontslagrecht met de daarbij zeer beperkte gemaximeerde opslag op de transitievergoeding. Een deugdelijk onderbouwd dossier lijkt niet meer nodig bij ontslag. In feite zal dit betekenen dat werkgevers makkelijker van hun medewerkers af kunnen komen. De VCP vindt een zorgvuldige onderbouwing en een deugdelijke grondslag noodzakelijk bij ontslag. Het effect hiervan: mogelijke willekeur bij werkgevers en onzekerheid bij werknemers, precies niet datgene waar je bij vertrouwen aan denkt.
De transitievergoeding gaat achteruit
Ondanks dat de transitievergoeding vanaf dag één gaat meetellen is de VCP zeer kritisch over de plannen met de transitievergoeding. De transitievergoeding zoals die er nu is, was al een achteruitgang ten opzichte van eerdere regelingen. Het nieuwe kabinet doet er nog een schepje bovenop, door de opbouw te verlagen van een half maandsalaris naar een derde maandsalaris per dienstjaar na 10 jaar. Daar komt bij dat straks ook scholingskosten, die ten gunste zijn van de werkgever, in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. De ontslagen werknemer betaalt het gelag, hij staat sneller, bovendien zonder goede onderbouwing, op straat en er is vrijwel geen transitievergoeding meer beschikbaar. De VCP vindt dat de transitievergoeding niet gekort mag worden. De transitievergoeding heeft immers ook een functie bij het opvangen van inkomensverlies na ontslag en de overbrugging naar een andere baan.
Tijdelijke contracten en schijnzelfstandigheid
De onzekerheid voor werknemers wordt verder vergroot door het voornemen de periode van tijdelijke contracten te verlengen naar drie jaar. Het effect zal zijn dat werknemers langer onzekerheid ervaren. Het gevolg van die onzekerheid is ook dat werknemers meer last krijgen van stress en burn-outklachten en minder snel aan scholing doen. Voor een kabinet dat zegt in te zetten op duurzame inzetbaarheid is dat geen logische zet.
Verlengen proeftijd naar vijf maanden
Het verlengen van de proeftijd naar vijf maanden is wat de VCP betreft onnodig en het draagt ook bij aan onzekerheid. De werkgever weet namelijk vaak al na twee maanden hoe een werknemer het vak uitoefent. De VCP ziet hierbij bovendien het risico dat gedurende die vijf maanden een werknemer ieder moment ontslagen kan worden.
Differentiatie van de WW-premie
De VCP kan zich vinden in de differentiatie van de WW-premie, waarbij de kosten voor flexibele contracten hoger worden dan vaste contracten. Op dit moment worden de lasten van flex, hoge instroom WW en ziektewet, door werkgevers afgewenteld op de samenleving. De VCP huldigt het principe dat de vervuiler betaalt. De differentiatie kan daarom bijvoorbeeld ook worden verbreed naar de premie voor de Ziektewet en uitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
Met een tijdelijk contract niet ziek worden
Voor mensen met een tijdelijk contract die in de Ziektewet belanden is het regeerakkoord een enorme verslechtering. Zij komen niet meer in aanmerking voor de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Per jaar kan dat zo’n 3000 euro netto per jaar schelen. Werknemers kunnen er niets aan doen dat ze ziek worden.
Vraagtekens bij een ondernemersovereenkomst
De VCP heeft ernstige vraagtekens bij het voorstel om een ondernemersovereenkomst in te voeren. De ondernemersovereenkomst gaat niet voorkomen dat individuele werknemers gedwongen kunnen worden tot schijnzelfstandigheid. Zo lang dit niet goed wordt geregeld, ziet de VCP niets in het wijzigen van de wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA). De wet DBA voldoet aan waar die bedoeld voor is: het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid
Het kabinet wil de periode voor loondoorbetaling bij ziekte verkorten voor kleine werkgevers en het tweede jaar collectiviseren. Ook wil het kabinet de premiedifferentiatie WGA verkorten naar vijf jaar. Bij deze wijzigingen vraagt de VCP zich af of werkgevers hierbij voldoende worden gestimuleerd om te investeren in preventie en re-integratie van werknemers. Investeringen in preventie zijn van groot belang om ziekte en arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Door de voorgestelde maatregelen neemt de (financiële) betrokkenheid van werkgevers af.
Zieke werknemers moeten kunnen re-integreren
Verder is het voor de VCP van belang dat zieke werknemers met voldoende zekerheid kunnen re-integreren. Behoud van de poortwachter voor alle werkgevers, eigenrisicodragers en publiek verzekerden, op de re-integratie vindt de VCP dus belangrijk. Ook zou het volgens de VCP goed zijn om te bestuderen dat het UWV of een verzekeraar verantwoordelijkheid neemt voor de loondoorbetaling en re-integratie tijdens de gehele periode van loondoorbetaling (twee jaar) en de WGA-periode (tien jaar). Zo zou er daadwerkelijk meer belang zijn om te investeren in zieke werknemers.
Arbeidsongeschiktheid zelfstandigen onvoldoende
De VCP maakt zich zorgen over de impact van de maatregel voor de groep mensen in de WGA 80-100 om hen onder hetzelfde regime te laten vallen als in de WGA 35-80. Het vraagstuk rond ziekte en arbeidsongeschiktheid van zelfstandigen wordt onvoldoende ter hand genomen.
Scholing en ontwikkeling werknemers
De VCP is positief dat dit kabinet aan de slag gaat met de individuele leerrekening. De ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie en digitalisering zorgen ervoor dat er meer moet worden geïnvesteerd in scholing en ontwikkeling van werknemers. De VCP pleit al enkele jaren voor het, zoals in het SER-advies ‘Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan’ bepleitte, persoonlijke ontwikkelrekening met de daaraan gekoppelde voorwaarden. Bij de uitwerking van de individuele leerrekening is het van belang dat de werknemer de eigen regie heeft over het budget, dit budget niet kan vervallen of van de transitievergoeding wordt afgetrokken. De inzet van de transitievergoeding moet een keuzevrijheid van de werknemer blijven. Om de individuele leerrekening van de grond te laten komen is fiscale stimulering zeer belangrijk. De huidige aftrekmogelijkheden onder de scholingsaftrek dienen te worden behouden.
Geen extra budget voor ontwikkeling van werknemers
Teleurstellend vindt de VCP echter dat er geen extra budget wordt vrijgemaakt voor de ontwikkeling van werknemers. Om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren is investeren in ontwikkeling van werknemers van groot belang. De VCP pleit er daarom in ieder geval voor dat investeringen via Invest-NL ook ingezet worden voor de scholing en ontwikkeling van werknemers.
Toekomstbestendig pensioenstelsel
De VCP vindt het positief dat het nieuwe kabinet samen met sociale partners het nieuwe pensioenstelsel vorm wilt geven. De VCP vindt echter dat in het regeerakkoord te gedetailleerd uiteen wordt gezet hoe dit aanvullende pensioenstelsel er uit moet komen te zien. Dit detailniveau vooraf past niet bij het uitgangspunt dit samen te willen doen. De VCP is van mening dat de uiteindelijke invulling hiervan is aan sociale partners, die hierover op dit moment nog spreken in de SER. De suggestie dat er een nieuw pensioenstelsel langs de lijnen zoals die in het regeerakkoord staan er sowieso komt is dus voorbarig. Op dit moment stemmen de voorlopige uitkomsten van verkennende berekeningen ons niet positief.
Nieuw pensioenstelsel pas na gedegen achterbanraadpleging
De VCP zal een uiteindelijk nieuw pensioenstelsel integraal beoordelen en pas na een gedegen achterbanraadpleging tot besluitvorming kunnen komen voor het benodigde draagvlak. Dit zal de nodige zorgvuldigheid en tijd kosten. De VCP zal een nieuw pensioencontract en een eventuele afschaffing van de doorsneesystematiek en nieuwe opbouwsystematiek toetsen op de door haar geformuleerde uitgangspunten en randvoorwaarden. De overgang naar een stelsel met degressieve opbouw is dan ook geen vanzelfsprekendheid.
De kwaliteit van het systeem staat voorop
Van essentieel belang hierbij zijn behoud van collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling en voldoende stabiliteit van het pensioenresultaat voor de diverse generaties bij een nieuw pensioencontract. De VCP vindt dat bij een overgang naar een andere opbouwsystematiek de prijs hiervoor niet bij de werknemers mag komen te liggen. Er moet bijvoorbeeld voldoende fiscale ruimte en concrete compensatie worden geboden aan die generaties die er nadeel van ondervinden. Ook van groot belang vindt de VCP dat alle werkenden een perspectief moeten hebben op een gedegen pensioen. De VCP roept hierom op om ook zzp’ers en flexwerkers te verplichten een aanvullend pensioen op te gaan opbouwen.
Tripartiete verantwoordelijkheid inclusieve arbeidsmarkt
De overheid kijkt naar sociale partners om in de cao-afspraken te maken over duurzame inzetbaarheid, leven lang leren en bijvoorbeeld minder belastend werk. Het regeerakkoord verbindt er mogelijke consequenties aan als werkgevers en vakbonden het niet naar behoren uitvoeren. Het kabinet spreekt hierbij van een tripartiete verantwoordelijkheid. De VCP roept het nieuwe kabinet ertoe op haar verantwoordelijkheid te nemen door de boete Regeling Vervroegde Uittreding (RVU-boete) af te schaffen. Onderhandelen en ideeën uitwerken voor duurzame inzetbaarheid van werknemers is bij uitstek een zaak voor de cao-tafel, mits cao-partijen ook de wettelijke ruimte krijgen om meer maatwerk toe te passen. Dit zodat professionals beter in staat worden gesteld om te werken en gezond de eindstreep te halen. Hiertoe heeft de VCP in mei 2017 een integraal pakket aan maatregelen gepresenteerd. Hierin wordt onder andere gepleit voor een recht op deeltijdpensioen en het sectoraal tot stand laten komen van generatiepactmaatregelen.
Temporiseren van de AOW en pensioenrichtleeftijd
Andere belangrijke maatregelen die dit kabinet moet nemen gaan onder andere over het tempo waarmee de AOW- en pensioenrichtleeftijdverhoging nu wordt doorgevoerd. Deze verhoging sluit niet aan op de huidige arbeidsmarkt en gaat te snel. De VCP roept het kabinet op hierbij af te gaan op de verhouding pensioenopbouw in werkende jaren en pensioneringsjaren op redelijke basis. Hierbij dient te worden gekeken naar de koppeling tussen de werkzame periode, die gemiddeld rond de 40 jaar ligt, en de uitkeringsperiode die gemiddeld rond de 20 jaar ligt. De VCP vindt daarom dat uitgegaan moet worden van de volgende verhouding: één jaar langer leven komt overeen met tweederde jaar werkzaam en dus acht maanden langer werken.
Inkomens en belastingen
Voor de VCP is het belangrijk dat middengroepen – werkenden en gepensioneerden – in hun portemonnee terugzien dat het goed gaat met de economie. Het kabinet zet nu stappen in die richting maar de VCP is niet gerust op het totale lastenpakket en de effecten voor verschillende groepen.
Beperkte vereenvoudiging belastingstelsel
Het kabinet kiest voor beperkte vereenvoudiging van het belastingstelsel van vier naar twee tarieven. Van deze initiële lastenverlichting voor huishoudens van 6 miljard blijkt op termijn nog maar 0,6 miljard te resteren. De verhoging van het lage btw-tarief, vermindering van de hypotheekrenteaftrek en de versnelling van de afbouw van de arbeidskorting doen de lastenverlichting bovendien voor een deel weer teniet. De VCP zal de uitwerking van deze maatregelen volgen en beoordelen op de effecten voor verschillende groepen.
Hoge BTW tarief als compensatie terugdraaien
In plaats van verhoging van het lage btw-tarief zou de VCP zou graag zien dat maatregelen die genomen zijn tijdens de crisis (deels) teruggedraaid worden, zoals de verhoging van het hoge btw-tarief en de inkomensafhankelijke afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Vennootschapsbelasting
Het is terecht dat wordt ingezet op handhaving en belastingheffing in internationale context, echter de VCP vindt een zoveelste verlaging van de vennootschapsbelasting niet voor de hand liggen. De VCP meent dat de Nederlandse economie al concurrerend is, zelfs in de top5 meest competitieve landen. Lagere belasting voor bedrijven maakt Nederland niet per definitie nog concurrerender en winsten vloeien via de multinationals weer uit Nederland. Het bedrijfsleven betaalt al relatief weinig belasting, mede door alle aftrekmogelijkheden.
Bron: VCP
Foto ……..