10 juni, 2023
Onze vakbondOverleg'AOW-gat' (b)lijkt Valkuil

‘AOW-gat’ (b)lijkt Valkuil
'

De ODB ontvangt signalen dat onduidelijkheid bestaat over de hoogte van de inkomstenbelasting tijdens de periode waarin sprake is van een ‘AOW-gat’, alsmede de effecten hiervan. Ook al is de compensatievoorziening hiervoor nog niet definitief vastgesteld, het is wel belangrijk dat voor een ieder duidelijk is hoe de kaarten momenteel zijn geschud. Een uitleg.

Belastingstelsel
Het Nederlandse belastingstelsel kent voor hen die in 2015 de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt (effectief) drie tarieven voor inkomstenbelasting:

  • 36,5% tot en met 19.822 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 42,0% van 19.822 euro tot en met 57.585 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 52,0% voor een belastbaar (jaar)inkomen boven de 57.585 euro.

Hierbij is in het eerste tarief (36,50%) ook de AOW-premie opgenomen.

Voor hen die voor 2015 de AOW-leeftijd hebben bereikt gelden andere tarieven voor de inkomstenbelasting:

Geboren voor 1 januari 1946:

  • 18,6 % tot en met 19.822 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 24,1% van 19.822 euro tot en met 33.857 aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 42,0% van 33.858 euro tot en met 57.585 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 52,0% voor een belastbaar (jaar)inkomen boven de 57.585 euro

Geboren na 31 december 1945 maar voor 1 november 1949:

  • 18,6 % tot en met 19.822 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 24,1% van 19.822 euro tot en met 33.589 aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 42,0% van 33.590 euro tot en met 57.585 euro aan belastbaar (jaar)inkomen;
  • 52,0% voor een belastbaar (jaar)inkomen boven de 57.585 euro.

Voor hen die in 2015 de AOW-leeftijd bereiken geldt er een combinatie.

Voorlopige voorziening ‘AOW-gat’
Gedurende de periode waarin aanspraak kan worden gemaakt op de (voorlopige) voorziening AOW-gat heeft de gewezen defensiemedewerker de AOW-leeftijd nog niet bereikt. Om die reden is gedurende die periode nog steeds sprake van het eerstgenoemde ‘hoge’ tarief inkomstenbelasting. Dit impliceert dat over de voorziening AOW-gat, in tegenstelling tot over de daadwerkelijke AOW, 17,9% ‘extra’ inkomstenbelasting dient te worden betaald. Deze fiscale effecten van algemeen geldende wetgeving worden niet gecompenseerd in de (voorlopige) voorziening AOW-gat. Het niet compenseren van fiscale effecten van algemeen geldende wetgeving is in lijn met hetgeen gangbaar is binnen de sector Defensie.

Hetzelfde geldt voor het pensioen dat in de periode voor het bereiken van de AOW-leeftijd wordt genoten. Dit houdt in dat (voorziening en pensioen) samengenomen het maximale bedrag aan ‘extra’ inkomstenbelasting t.o.v. de periode na het bereiken van de AOW-leeftijd, kan oplopen tot resp. 6.060 euro netto (geboren voor 1 januari 1946) of 6.012 euro netto per jaar (geboren na 31 december 1945 maar voor 1 november 1949) (op basis van de tarieven inkomstenbelasting 2015).

CMHF sector defensie
De CMHF sector defensie – en ook de ODB – beseft dat de netto achteruitgang in de periode tussen het einde van de UGM of wachtgeld én de AOW-leeftijd, ondanks de voorlopige voorziening AOW-gat, nog steeds zeer aanzienlijk is. Het alternatief was echter dat er geheel geen voorziening t.b.v. het AOW-gat is. Daarmee zou de netto achteruitgang in die periode nog veel groter zijn. Het is om die reden dat de CMHF sector defensie haar verantwoordelijkheid heeft genomen en heeft ingestemd met deze voorlopige voorziening. Voorlopig omdat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zich nog moet uitspreken over de vraag of er sprake is van onrechtmatige leeftijdsdiscriminatie bij het stoppen van de UGM (en de wachtgelduitkering) op de leeftijd van 65 jaar.

Het is daarbij niet uitgesloten dat de voorlopige voorziening in het geheel niet nodig is. De CRvB kan immers oordelen dat, ondanks de voorlopige voorziening AOW-gat, er sprake is van onrechtmatige leeftijdsdiscriminatie én dat de UGM ‘gewoon’ door dient te lopen tot aan de AOW-leeftijd. Aangezien de UGM een uitvloeisel is van de Bijzondere Positie van de militair staat het voor de ODB in dat geval vast dat het Kabinet het Ministerie van Defensie daarvoor de noodzakelijke financiële middelen moet toebedelen. Het is immers het Kabinet dat de lusten heeft van de Bijzondere Positie die militairen hebben als dit het Kabinet uitkomt. Dan zijn logischerwijs ook de daarbij behorende lasten voor rekening van datzelfde Kabinet.

bron: CMHF sector defensie/Rene Pieters

Gerelateerd: