De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft onderzocht hoe de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderzoek verricht naar lichamelijke kenmerken en daarbij in het bijzonder naar lichaamseigen materiaal. Voorbeelden van dit biologisch forensisch onderzoek zijn DNA-onderzoek en vingersporenonderzoek.
De technologische mogelijkheden in onder andere DNA- en celonderzoek zijn sterk toegenomen, zodat tegenwoordig al veel informatie kan worden gehaald uit minieme hoeveelheden celmateriaal. Dit betekent dat als de AIVD lichamelijke kenmerken op deze manier onderzoekt, een inbreuk plaatsvindt op de persoonlijke levenssfeer. Daarom moeten deze onderzoeksmethoden als een bijzondere bevoegdheid worden beschouwd, waarvoor een wettelijke grondslag is vereist.
De ‘Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten’ (Wiv) biedt volgens de CTIVD hiervoor een voldoende kader. Als de AIVD deze bijzondere bevoegdheden toepast, moet de dienst voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. De Wiv stelt namelijk twee randvoorwaarden aan een dergelijk onderzoek, t.w. alleen voorwerpen mogen worden onderzocht (er mag geen materiaal worden afgenomen op het lichaam van personen zelf) en enkel en alleen om de identiteit vast te stellen (als de identiteit al vaststaat mag geen onderzoek plaatsvinden).
De CTIVD komt zelf met een derde randvoorwaarde, t.w. vast te leggen wat onder identiteit wordt verstaan. De commissie vat dit restrictief op: het onderzoek moet zich beperken tot persoonskenmerken die de betrokken persoon identificeren (bijvoorbeeld een vingerafdruk, een DNA-profiel of een handaderpatroon).
De CTIVD heeft alle AIVD-operaties waarin biologisch forensische onderzoeksmethoden zijn toegepast sinds 2002 onderzocht, het jaar waarin de Wiv 2002 van kracht werd. Het aantal operaties was niet groot maar de toepassing ervan neemt wel toe.
Ook werd door de commissie geconstateerd dat geen specifieke regels bestaan, waarin het bewaren van celmateriaal en DNA-profielen is vastgelegd. Zodra de AIVD de identiteit van een persoon heeft vastgesteld, moet het DNA-profiel en het eventuele celmateriaal worden vernietigd. Het is de AIVD dan ook niet toegestaan een eigen DNA-databank in te richten. Het onderzoek heeft vastgesteld dat de AIVD, op beperkte schaal, wel over een dergelijke databank beschikte.
Bron: Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD)