De Centrales van Overheidspersoneel hebben minister Hennis-Plasschaert (VVD) van Defensie, in een uiterste overleg poging, nog een kans gegeven om haar militairen te compenseren voor het dreigende koopkrachtverlies per 1 januari 2013 ten gevolge van de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL).
Tijdens dit overleg wilde de minister haar militairen slechts een gedeeltelijke compensatie voor de duur van één jaar aanbieden.
Dit aanbod was voor de militaire vakbonden in het overleg beslist onvoldoende. De ODB deelt deze mening. Om die reden hebben alle centrales (CNV,FNV,AC, en MHP) besloten om al het overleg met Defensie tot nader order op te schorten. Hiermee komen ook de reorganisaties bij defensie stil te liggen.
Een extra structureel koopkrachtverlies van 2,5 a 5% bovenop de maatregelen van het Kabinet Rutte II, waardoor het totale koopkrachtverlies voor militairen tot 2017 oploopt tot 10 a 15% is echter voor de ODB en alle andere bonden onacceptabel.
De invoering van de WUL beoogt het loonstrookje te vereenvoudigen, met een (nagenoeg) neutraal effect. Hiertoe schaft de WUL de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) voor de zorgverzekering per 1 januari aanstaande af, onder gelijktijdige verhoging van de inkomstenbelasting.
Voor de meeste Nederlanders zal de invoering van de WUL vrijwel geen gevolgen hebben. Maar omdat militairen, vanwege de bijzondere eisen die worden gesteld aan het beroep van militair, een eigen zorgstelsel kennen (SZVK) met een eigen ziektekostenpremie, ervaart de militair alleen het negatieve effect van de belastingverhoging. Dit leidt tot een structureel koopkrachtverlies van gemiddeld -2,8%, met uitschieters tot -4,7% van het netto salaris.
Defensie wilde hier slechts een gedeeltelijke compensatie voor de duur van één jaar tegenover stellen. Alleen voor het jaar 2013 zouden de effecten dan beperkt blijven tot een koopkrachtverlies van 0,8 á 1,2%. Defensie stelde niet meer te kunnen bieden omdat het ministerie van Financiën niet bereid was om meer ruimte te bieden.
Saillant detail: Defensie moet de compensatie wel uit de eigen begroting betalen, terwijl de extra belastinginkomsten bij Financiën blijven! Over eventuele compensatie voor 2014 en verder, zou dan kunnen worden gesproken in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Dit dient dan wel te gebeuren binnen de afspraken van het Regeerakkoord (tweejarige nullijn).
Voor de ODB is zo’n aanbod te belachelijk voor woorden. Door de invoering van de WUL resteert voor het ministerie van Financiën een batig saldo, omdat tegenover de extra belastinginkomsten over de militaire salarissen geen kosten staan. Dit batig saldo zou naar Defensie terug moeten worden gesluisd om de effecten van de WUL te compenseren, dat gebeurd immers toch ook in de civiele maatschappij. En wordt immers invulling gegeven aan het beoogde effect: (nagenoeg) neutraal.
Het huidige aanbod resulteert niet alleen in een fors koopkrachtverlies voor de militair, maar ook in een eenmalige bezuiniging op de Defensiebegroting. Om de geboden compensatie te kunnen betalen dient Defensie immers ergens in de begroting het benodigde bedrag vrij te maken. Dit gaat dus ten koste van de inzetbaarheid van de krijgsmacht. Dus komt de rekening weer bij het defensiepersoneel te liggen.
Ook het aanbod van Defensie om in het arbeidsvoorwaardenoverleg te praten over eventuele compensatie voor 2014 en verder is voor de achterban onacceptabel. Voor 2014 geldt een budgettaire nullijn voor ambtenaren. De benodigde compensatie van 3,5% moet dus uit de bestaande arbeidsvoorwaarden worden betaald: een sigaar uit eigen doos.
De militair wordt drie maal getroffen. Resultaat: 10 a 15% koopkrachtverlies
Premier Rutte (VVD) sprak bij de totstandkoming van het Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van een koopkrachtverlies van 0 tot 4% in 2017. Premier Rutte ‘vergat’ er wel bij te zeggen dat hij er dan van uitging dat de lonen jaarlijks met 1,5% stijgen. Voor ambtenaren gaat deze laatste vlieger dus al niet op, gezien de eveneens in het Regeerakkoord opgenomen tweejarige nullijn.
Naast de maatregelen die elke burger in Nederland treft en de nullijn die ambtenaren treft, wordt de militair nu dus voor een derde maal getroffen door maatregelen die de koopkracht negatief beïnvloeden. Dit is niet alleen het negatieve effect van de WUL, maar onder andere ook de stijging van de ziektekostenpremie militairen. Per saldo resulteert dit in een koopkrachtverlies van 7 a 8,5% in 2013 oplopende tot 10 a 15% in 2017.
(Indien aanvullende bezuinigingen leiden tot een verlenging van de nullijn, kan dit zelfs oplopen tot een koopkrachtverlies van 13 a 18% in 2017!)
Defensie gaf tijdens de onderhandelingen aan te willen benadrukken dat zij zich als werkgever onder de gegeven omstandigheden maximaal heeft ingespannen om de ongewenste effecten van de WUL voor 2013 te minimaliseren. De vakbonden delen deze mening absoluut niet. In het voortraject van de totstandkoming van de WUL heeft Defensie meerdere malen de mogelijkheid gehad om bij het ministerie van Financiën aan de bel te trekken. De top bij Defensie was schijnbaar druk met zichzelf en hebben de tijdig geboden mogelijkheden niet aangegrepen.
Pas nadat het wetgevingsproces was afgerond is Defensie op een veel te laat tijdstip gaan bewegen. In het overleg heeft Defensie aangegeven inderdaad te laat te hebben gereageerd. De ODB vindt het uitermate wrang om te moeten concluderen dat het de top bij Defensie zelf is geweest die haar militairen heeft uitgeleverd aan het ministerie van Financiën(koehandel…u mag het zeggen).
De magere arbeidsvoorwaarden die sinds 2005 in combinatie met de reorganisaties, gedwongen ontslagen flexibelpersoneelssysteem en beperkte carrière mogelijkheden, als gevolg van de afgedwongen bezuiniging van € 1 miljard, hebben in 2011 en 2012 geleid tot een uitstroom van kwalitatief goed personeel. Het betrof hier echter met name uitstroom van manschappen en onderofficieren, de categorie militairen die Defensie juist wenst te behouden.
De ODB is er van overtuigd dat het niet structureel compenseren van de negatieve effecten van de WUL voor militairen een extra uitstroom van met name de militairen in de onderbouw verder zal toenemen. Met hun opgedane kennis, ervaring en competenties, zijn zij immers nog wel zeer gewild op de huidige arbeidsmarkt. De uitstroom van deze militairen zal de operationele inzetbaarheid en geloofwaardigheid van de Krijgsmacht echter verder aantasten.
Bij haar aantreden als minister van Defensie gaf Jeanine Hennis-Plasschaert(VVD) te kennen dat zij zich de komende vier jaar sterk wilde maken voor Defensie. Klaarblijkelijk sloeg dit niet op het defensiepersoneel, want bij de allereerste gelegenheid waarin zij had kunnen tonen zich (ook) hard te maken voor haar personeel, blijkt dat zij haar belofte niet kan waarmaken.