Vervroegde uittreding (VUT) is in Nederland een regeling die vervroegd stoppen met werken mogelijk maakt door een uitkering toe te kennen gedurende de periode van het stoppen met werken tot de leeftijd waarop een AOW-uitkering en aanvullend pensioen ingaat. De werkgever en/of de werknemers betalen de uitkeringen van de ex-werknemers die op dat moment in de VUT zitten. De werknemer heeft geen profijt van de regeling als hij voor de VUT-leeftijd vertrekt of na de VUT-leeftijd blijft werken, en ook niet als de regeling tussentijds wordt afgeschaft. Prepensioen is vaak een combinatie van een VUT-achtige regeling en een opbouwdeel, waarbij elke werknemer spaart voor zijn eigen vervroegde uittreding. In 2005 werd de “Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling” (VPL-wetgeving) aangenomen door de Eerste Kamer. In feite kwam het neer op afschaffing van de fiscale faciliteiten van VUT-regelingen. Dit was nodig om de arbeidsparticipatie van ouderen te vergroten om de financiële gevolgen van de toenemende vergrijzingsdruk op te vangen.
In het kader van de Wet VPL kon een werkgever aan werknemers een voorwaardelijke toezegging doen om in de toekomst extra pensioen in te kopen, indien over de pensioengevende diensttijd vóór 1 januari 2006 sprake was van een bestaande pensioenruimte. De voorwaardelijke pensioentoezeggingen over de diensttijd vóór 1 januari 2006 mochten uitgesteld worden gefinancierd. De aanspraken werden pas onvoorwaardelijk naar de mate waarin de financiering heeft plaatsgevonden. De financiering moest plaatsvinden uiterlijk binnen 15 jaren na de invoering van de extra inkoopregeling dan wel op de eerdere pensioeningangsdatum.
De deadline van 15 jaar wordt bereikt op 31 december 2020 (of zoveel eerder als de deelnemers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken) en dan moeten de aanspraken onvoorwaardelijk zijn.
Zowel werkgevers als werknemers kunnen dan worden geconfronteerd met een nieuw pensioenprobleem. De eerder gemaakte voorwaardelijke afspraken kunnen namelijk spaak lopen. De voorwaardelijke aanspraken worden pas onvoorwaardelijk op het moment dat ze zijn toegekend en gefinancierd, uiterlijk na het verloop van 15 jaar (de deadline van 31 december 2020). Als een werkgever bijvoorbeeld failliet gaat is het mogelijk dat de financiering, om de aanspraken onvoorwaardelijk te maken, niet is geregeld. In een procedure bij de Rechtbank Midden-Nederland dit jaar oordeelde de rechter dat, omdat geen financiering had plaatsgevonden, de aanspraken ook niet onvoorwaardelijk zijn geworden. De werknemers hadden daarmee het nakijken!
Het is dan ook zaak om toe te zien op daadwerkelijke financiering van de pensioenaanspraken in deze tijd. Zeker als financiering wordt uitgesteld naar de toekomst. Dit zal over enkele jaren nog tot veel problemen leiden, omdat door de economische crisis bij veel werkgevers het vet van de botten is. En straks toch gefinancierd moet gaan worden…
bron: De Telegraaf/mw. mr. Henny van den Hurk
wikipedia.org
belastingdienst.nl