Reeds jaren worden u en ik door de overheid aangesproken op uw moraal en fatsoen. Sommige politieke partijen maken er zelfs een speerpunt van. In het NRC Handelsblad van woensdag 20 juli 2011 stond een klein berichtje dat mij de (juridische) haren weer eens deed rijzen.
Het Rijksmuseum heeft kennelijk al sinds 1938, door middel van een ‘schenking’ verkregen, een bronzen beeld genaamd Hercules in haar bezit . Het Duits/Joodse echtpaar Oppenheimer had het beeld onder dwang in 1935 moeten verkopen. Iedereen met enig verstand, ook toen, wist natuurlijk dat hier iets niet klopte. Bij mij komt het woord opzetheling ineens naar boven, maar dit artikel uit het strafrecht geldt natuurlijk alleen voor gewone justitiabelen.
Nu, pas in het jaar 2011, heeft de Restitutiecommissie (actief sinds 2002) aan de Staatssecretaris van Cultuur geadviseerd om het beeld terug te geven aan de erfgenamen. De staat der Nederlanden weet dus al sinds 1938, dan wel had kunnen weten, dat dit beeld is ontvreemd van bovengenoemde familie. Waarom dient er dan meer dan 75 jaar op teruggave te worden gewacht? Dat heeft zelfs niet eens iets met rechtvaardigheid te maken, maar simpelweg met fatsoen.
Ook het Museum Catharijneconvent in Utrecht, dient overigens een stuk uit haar collectie terug te geven aan joodse erfgenamen. Zij had dit in bruikleen van de Staat der Nederlanden.
Een woordvoerster van Museum Catharijneconvent laat desgevraagd weten het een goede zaak te vinden dat de erven van de Fritz Gutmann het stuk uit haar collectie terugkrijgen. “Maar in het museum zullen we hem zeker missen”. Een woordvoerder van het museum acht het “fijner om te krijgen dan af te staan. Maar we gaan ervan uit dat de commissie een afgewogen beslissing heeft genomen, dus het beeld gaat terug.”
Tot zo ver de moraal en fatsoen van de overheid.
(Bron: Digitalekunstkrant)