Defensie vervangt de 2 grote landingsschepen (LPD’s) en 4 Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) voor 6 schepen van eenzelfde nieuwe klasse. Deze Amfibische Transportschepen zijn zowel geschikt voor inzet in oorlogsomstandigheden als voor modern amfibisch optreden. Ook kunnen de vaartuigen fungeren als bijvoorbeeld stationsschip. Het eerste nieuwe Amfibische Transportschip moet in 2032 instromen. Dat meldt staatssecretaris van Defensie woensdag 6 maart 2024 aan de Tweede Kamer.
Behoefte veranderd
De zeemacht gebruikt de Landing Platform Docks (LPD’s) de Zr.Ms. Rotterdam en Zr.Ms. Johan de Witt voor haar amfibische operaties: het aan land brengen van eenheden van het Korps Mariniers. De Ocean going Patrol Patrolvessels (OPV’s) van de Holland-klasse zijn vooral ontworpen voor taken laag in het geweldsspectrum. Zo worden ze onder meer ingezet om drugstransporten te onderscheppen in het Caribisch gebied. Hoewel die taken dus flink van elkaar verschillen, worden beide klassen binnen dit project gecombineerd. Ze groeien qua behoefte namelijk naar elkaar toe.
Snel optreden met ondersteuning
Zo vraagt de moderne amfibische doctrine om licht, snel en verspreid optreden, met een lichte logistieke ondersteuning. De nieuwe generatie schepen worden dan ook kleiner van formaat dan de huidige LPD’s. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat er meerdere Amfibische Transportschepen tegelijk worden ingezet. De OPV’s zijn daarentegen nu niet ontworpen voor taken hoog in het geweldsspectrum. Vanwege de verslechterde internationale veiligheidssituatie heeft de marine behoefte aan schepen die wel geschikt zijn voor oorlogsomstandigheden.
Vergroot Doelmatigheid
Daarnaast bereiken beide scheepsklassen ongeveer tegelijk het eind van de levensduur. Door de klassen te combineren, krijgt de Koninklijke Marine meer flexibiliteit bij het aanwijzen van een of meerdere schepen voor een bepaalde missie. De keuze voor 1 scheepklasse in plaats van 2 vergroot de doelmatigheid. Ook zorgt het voor schaalvoordeel bij onder meer aanschaf, opleidingen en instandhouding.
Industrie
Net als onlangs al is gemeld bij de verwerving van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten, betrekt Defensie ook bij dit project de Nederlandse industrie. Dit gebeurt onder meer via de Maritieme Maakindustrie. Een van de partners is Damen Naval. Ook Nederlandse kennisinstituten zoals TNO, NLR en MARIN kunnen een bijdrage leveren.
Samenwerking met Britten
Daarnaast is er een nauwe samenwerking met Groot-Brittannië. Nederlandse en Britse mariniers trekken al ruim 50 jaar samen op in de UK/NL Amphibious Force. Hoewel beide landen geen identieke schepen aanschaffen, willen zij wel beschikken over dezelfde subsystemen. Dit moet de onderlinge samenwerking ten goede komen. Te denken valt aan de gezamenlijke verwerving van componenten zoals kranen, hijsinstallaties en de dokdeur aan de achterkant van het schip. De aankoop betreft ook installaties voor helikopters, systemen voor de voortstuwing en modulaire systemen voor de accommodatie.
Afstemming
De instroom van de nieuwe Amfibische Transportschepen en de uitstroom van de huidige 2 LPD’s en 4 OPV’s worden op elkaar afgestemd. Er wordt pas een schip uit de vaart genomen, zodra een nieuw schip instroomt. Vanaf 2032 moet steeds elk jaar een nieuw vaartuig operationeel inzetbaar zijn. Volgens de huidige planning geldt dat voor de laatste aanwinst in 2038. Voor de Rotterdam is dat eigenlijk net te laat. Het schip bereikt al in 2028 het eind van de levensduur. Defensie bekijkt daarom welke maatregelen nodig zijn om het schip tot minimaal 2032 in de vaart te houden. De uitstroom van de overige schepen komt ongeveer overeen met het eind van hun levensduur. Met het project is € 1 miljard tot € 2,5 miljard vrijgemaakt op de begroting.
Tekst: MinDef / Redactie ODB
Afbeelding: ©Damen Shipyards / Redactie ODB