Sinds jaar en dag hanteert de werkgever Defensie bij de toekenning van vergoedingen woon-werkverkeer, voeding en huisvesting het begrip ‘eigen huishouding’. Tevens worden door defensie strikte regels gesteld aan samenwonende militairen in die zin, dat zij wederzijdse zorgplicht moeten aantonen via huwelijk, geregistreerd partnerschap of notarieel samenlevingscontract.
Zo iets wil defensie echter aantoonbaar hebben via een uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie als bewijs van het samenwonen op één adres. Als gevolg hiervan worden met name jonge militairen, die nog bij hun ouders wonen ernstig beperkt in de vergoedingen die zij van Defensie ontvangen. Maar deze jonge militairen hebben wel dezelfde kosten als hun (samenwonende) collega’s die wèl aan het criterium ‘voeren van een eigen huishouding’ voldoen.
Tezamen met de KVMO, AFMP, VBM en ACOM heeft de ODB dan ook al lange tijd gehamerd over afschaffing van deze vorm van discriminatie. Twee jaar geleden kregen de vakbonden al een behoorlijke steun in de rug toen het College voor de Rechten van de Mens (voorheen: Commissie Gelijke Behandeling) het begrip ‘eigen huishouding’ en het daarop gebaseerd beleid (inclusief de regelgeving) van Defensie met de grond gelijk maakte omdat hier absoluut niet meer kon worden gesproken van een te rechtvaardigen onderscheid in behandeling.
De uitspraken van dit college zijn niet juridisch bindend. Defensie kon de uitspraak daarom gewoon naast zich neer leggen(hoezo goed werkgeverschap).
Vanaf november 2014 volledig veranderd nu de Centrale Raad van Beroep, het hoogste rechtscollege in Nederland voor wat betreft sociaalrechtelijke aangelegenheden, een duidelijke uitspraak heeft gedaan die Defensie eigenlijk kwalificeert als slecht werkgever.
De Centrale Raad heeft in een casus van bij ouders woonachtige militairen namelijk onomwonden uitgesproken, dat bovenomschreven onderscheid dat met betrekking tot vergoedingen woon-werkverkeer inmiddels is neergelegd in artikel 19 en volgende van het Verplaatskostenbesluit Defensie (VKBD) niet te rechtvaardigen valt en dat deze bepalingen bijgevolg in strijd zijn met het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en natuurlijk artikel 1 van de Grondwet (gelijkheidsbeginsel).
Een baanbrekende rechterlijke uitspraak omdat hiermee de weg openligt voor iedere militair die bovengenoemde onkosten maakt om deze kosten daadwerkelijk vergoed te krijgen – zonder onderscheid wat betreft woonsituatie.
Eigenlijk ging het in de uitspraak in eerste instantie om de vergoeding woon-werkverkeer maar door deze uitslag mag je aannemen dat dezelfde verruimde criteria zouden moeten gelden voor de voeding en de huisvesting (legering).
Het spreekt voor zich dat de ODB iedere belanghebbende adviseert om via een rekest (verzoek) aanspraak te maken op de aldus verruimde vergoedingen. Neem voor ondersteuning bij het bezwaar of het verzoek contact op met de juridische afdeling van de ODB via: contactpagina op onze website
bron: gezamenlijke militaire vakbonden