De Veteranenombudsman is benaderd dat Nederlandse militairen, die zijn geplaatst binnen de Europese Unie of de Europese Vrijhandelsassociatie, ondervinden bij het aanvragen van een nieuw rijbewijs, het verlengen van hun rijbewijs of het bijschrijven van een extra behaalde categorie op hun rijbewijs.
In 2019 en 2020 is het ministerie van Defensie door medewerkers hierover benaderd. De betrokken militairen zijn geplaatst bij het Duits-Nederlandse Legerkorps (1GNC) te Münster, Duitsland. 1GNC is een NAVO hoofdkwartier voor landoperaties. Dit maakt dat op de militairen die hier zijn geplaatst het NAVO-status Verdrag en de Aanvullende Overeenkomst tussen Duitsland en de zendstaten van toepassing zijn. Deze militairen beschikken over een zogenaamde NAVO-status en hun gezinsleden over een zogenaamde afgeleide NAVO-status. Uit het NAVO-status Verdrag en de Aanvullende Overeenkomst volgt onder andere dat deze militairen zich in het land van vestiging niet in hoeven te schrijven bij de gemeente.
Ten aanzien van rijbewijzen in het bijzonder stelt artikel IV van het NAVO-status Verdrag dat de Staat van verblijf, zonder onderzoek en kosteloos, het burgerlijk of militair rijbewijs, hetwelk door de Staat van herkomst of door één van zijn Onze referentie samenstellende delen aan een lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst is afgegeven als geldig dient te aanvaarden. Daarnaast dient de Staat van verblijf, zonder onderzoek, het eigen rijbewijs af te geven aan elk lid van een krijgsmacht of van een civiele dienst, dat houder is van een burgerlijk of militair rijbewijs, afgegeven door de Staat van herkomst of een van zijn samenstellende delen.
Dit zou moeten betekenen dat Nederlandse civiele rijbewijzen van militairen met een NAVO-status die in Duitsland verblijven door Duitsland erkend dienen te worden en dat Duitsland aan deze militairen indien nodig zijn eigen civiele rijbewijs af dient te geven.
Een van de geïdentificeerde problemen is dat het niet mogelijk is gebleken om civiele Nederlandse rijbewijs in Duitsland te verlengen. Uit onderzoek is gebleken dat op de onderliggende casussen de Derde Rijbewijsrichtlijn en het Reglement rijbewijzen onverkort van toepassing zijn. Het feit dat de militair de NAVO-status heeft of niet ingeschreven staat bij een gemeente in Duitsland doet hier niet aan af. De Derde Rijbewijsrichtlijn schrijft voor vaststelling van de gewone verblijfplaats namelijk niet voor dat een persoon staat ingeschreven bij de gemeente waar hij verblijft. De persoon dient alleen aan te kunnen tonen waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft. Als de persoon in het afgelopen kalenderjaar ten minste 185 dagen in de vestigingsplaats is verbleven wordt deze aangemerkt als gewone verblijfplaats.
Voor deze militairen en hun gezinsleden geldt dezelfde procedure als voor iedere andere Nederlandse staatsburger die zijn gewone verblijf in Duitsland heeft. Als gevolg hiervan dient hij zich bij het verlopen van de geldigheidstermijn van zijn civiele Nederlandse rijbewijs te wenden tot de Führerscheinstelle in zijn woonplaats. Bij de Eührerscheinstelle kan hij zijn civiele Nederlandse rijbewijs inwisselen voor een gelijkwaardig Duits civiel rijbewijs. Om aan te tonen dat de militair zijn gewone verblijf in Duitsland heeft, kan de militair bij de Führerscheinstelle de door het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie verstrekte Meldebestëtigung en Uittreksel uit het register overleggen. Het gezinslid kan middels het Certificaat uit de Regeling aanduiding NAVO-status aantonen dat hij/zij als dependant de NAVO-status bezit.
Er kan worden opgemaakt dat deze procedure niet bij de Führerscheinstelle in desbetreffende Duitse gemeente bekend was, of in ieder geval niet werd nageleefd. Hierdoor hebben medewerkers hun civiele Nederlandse rijbewijs niet hebben kunnen inwisselen voor een gelijkwaardig Duits civiel rijbewijs: Duitse autoriteiten zouden deze procedure moeten naleven. Het klopt dat het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie in zijn brochure ‘Ik vertrek, en nu?’ medewerkers adviseert om het Nederlandse rijbewijs voor vertrek te verlengen indien de geldigheidstermijn gedurende de buitenlandplaatsing verloopt. Wanneer de medewerker dit advies opvolgt is dit een persoonlijke keuze van de medewerker, waardoor ook de kosten van de voortijdige verlenging voor zijn/haar rekening komen.
Medewerkers die in Duitsland worden geplaatst en daar hun plaats van verblijf hebben, kunnen er immers ook voor kiezen om het rijbewijs niet voortijdig te verlengen, maar het in Duitsland in te wisselen voor een Duits rijbewijs.
Het is bij Defensie bekend dat het voor sommigen niet mogelijk is gebleken om de door hun behaalde rijbevoegdheid bij te schrijven op hun Nederlandse civiele rijbewijs. In het arrest Kehl heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak gedaan over de vraag of een Certificat d’examen du permis de conduire (een attest dat het examen voor verkrijging van het rijbewijs met succes is afgelegd) net zoals een rijbewijs door een andere lidstaat erkend dient te worden. Aldus het Hof is een lidstaat niet verplicht om een certificaat van rijbevoegdheid dat door een andere lidstaat is afgegeven te erkennen. In het geval van verzoekers betekent dit dat Duitsland het certificaat van de in Nederland behaalde extra rijbevoegdheid niet hoeft te erkennen en derhalve niet hoeft bij te schrijven op een Nederlands noch Duits civiel rijbewijs. De behaalde rijbevoegdheid kan ook niet worden bijgeschreven op het rijbewijs door Nederland in verband met het eerdergenoemde verblijfplaatsvereiste.
De keuze om de extra rijbevoegdheid te behalen was een persoonlijke keuze. De rijbevoegdheid is niet gehaald met het oog op hun werkzaamheden voor Defensie, maar puur voor hen als privépersoon. Dat de militairen voor het behalen van de extra rijbevoegdheid hun persoonlijk opleidingsbudget hebben gebruikt, doet er niet aan af dat zij zelf verantwoordelijk waren om na te gaan wat de gevolgen zijn van het volgen en behalen van een bepaalde cursus in een ander land dan het land van verblijf.
Indien militairen hun zaak onder de aandacht brengen bij het bestuursorgaan dat het certificaat van rijbevoegdheid heeft afgegeven, kunnen zij (of andere militairen in een vergelijkbare situatie), indien zij hier behoefte aan hebben, bij Defensie verzoeken om een document waarin de situatie van de in het buitenland geplaatste militair met een NAVO-status, meer specifiek het feit dat zij in Nederland uitgeschreven zijn maar in het land van plaatsing niet ingeschreven staan, wordt verduidelijkt. Hierover kan door de militair contact worden opgenomen met het Dienstencentrum Internationale Ondersteuning Defensie. Daar het hier een persoonlijke keuze en persoonlijke verantwoordelijkheid van de militair betreft, zie ik ten aanzien van dit punt verder geen verantwoordelijkheid of rol weggelegd voor het ministerie van Defensie.
Er zou door medewerkers van het ministerie van Defensie onjuiste of onvolledige informatie zijn verstrekt. De adviezen en voorgestelde oplossingen waren veelal gebaseerd op kennis en ervaringen met vergelijkbare dossiers en waren met de militairen gedeeld vanuit de intentie om hen op weg te helpen. Medewerkers kunnen door deze adviezen op het verkeerde spoor zijn gezet. Het ministerie van Defensie is niet de autoriteit op het gebied van rijbewijzen en om deze reden hadden deze militairen doorverwezen moeten worden naar het juiste bestuursorgaan. Ten slotte zou Defensie samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een procedure in te richten die voor de door geconstateerde problemen een oplossing zal bieden. Zoals hierboven kenbaar gemaakt vloeien de door de militairen ondervonden problemen voort uit de niet naleving van de van toepassing zijnde procedures door de Duitse autoriteiten en uit persoonlijke keuzes van de betrokken militairen.
Tekst: MinDef/redactie
Foto: Rijksoverheid/CBR/redactie