Per 4 april 2016 wordt de reorganisatie van de eerstelijns militaire gezondheidszorg bij Defensie doorgevoerd. De gezondheidszorg, die nu nog geleverd wordt door de gezondheidscentra van de Operationele Commando’s (OPCO’s) voor militairen, en de centra van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) voor burgermedewerkers, gaat over naar het nieuw op te richten Eerstelijns Gezondheidszorgbedrijf (EGB) en een gereorganiseerde afdeling Bedrijfsgezondheidszorg (BGZ) van het CEAG.
De totale personele sterkte zakt met meer dan 200 fte (fulltime-equivalent) van ongeveer 550 fte nu naar 340 fte in de afrondingsfase. Ook worden een aantal gezondheidszorglocaties gesloten. Naast de organisatie van de zorg verandert ook het nodige aan de inhoud van de zorg. Daarover worden alle medewerkers binnen Defensie geïnformeerd met een brief die begin april 2016 wordt verzonden.
De eerstelijns militaire gezondheidszorg is gebaseerd op wat daarover in de Militaire Ambtenarenwet staat. Het EGB streeft naar een zo precies mogelijke uitvoering van deze regels. In deze wet wordt de Verantwoordelijk Militair Arts (VMA) genoemd als de spil van deze eerstelijns gezondheidszorg. Elke commandant krijgt daarom een VMA toegewezen.
In zijn/haar rol als VMA neemt hij/zij deel aan het Sociaal Medische Team (SMT) die de commandant organiseert. Op dit moment zijn er twee belemmeringen die de invulling in de weg staan. De eerste is dat de Defensievoorschriften niet meer (volledig) aansluiten bij de praktijk. Zo zijn er veel aangewezen commandanten die geen, of zeer weinig, ‘eigen’ personeel hebben. Zij houden daarom geen SMT.
Soms combineren commandanten hun SMT met die van een hogere commandant. Er zijn ook aangewezen commandanten die hun SMT hebben gedelegeerd naar ondercommandanten (dit zijn vaak de ondercommandanten in de regio’s van DMO en CDC bedrijven). Deze ondercommandanten kunnen reglementair geen SMT houden, maar in de praktijk voorzien deze wel in een behoefte.
Afschaffen van dit SMT zou een aanmerkelijke verschraling zijn van de adviesfunctie aan de commandant bij de taken op het gebied van ziekteverzuim, re-integratie en uitzending. Een tweede belemmering is dat het EGB bij de start van deze reorganisatie een opmerkelijk aantal vacatures voor artsen heeft. Deels voorziet defensie in de capaciteit door burgerartsen in te huren. Deze artsen zijn echter lang niet altijd in staat om commandanten goed te adviseren aangaande inzetbaarheid en verzuim- en re-integratietrajecten. Zij kunnen daarom niet als VMA optreden.
Vanwege bovenstaande redenen is het EGB nu nog niet in staat om een wettelijk verplichte vaste VMA-indeling te maken. In dit jaar wordt onder druk de inventarisatie van alle noodzakelijke SMT afgerond. Daarnaast verwacht defensie, de komende twee jaar naar een acceptabele vulling met militaire artsen te groeien. Pas op dat moment wordt de ideale (theoretische) situatie bereikt dat medewerkers en hun commandanten overal door een eigen VMA geadviseerd worden.
Het zal vooralsnog van de locatie en de vulling van de functies afhangen of medewerkers structureel door dezelfde arts geadviseerd kunnen worden of dat er toch wat vaker van ad hoc regelingen gebruik moet worden gemaakt. Het hoofd van het lokale gezondheidscentrum moet u informeren voor welke constructie hij kan of moet kiezen.
De verzuimbegeleiding van burgermedewerkers wordt door het EGB vanuit de gezondheidscentra uitgevoerd. De procedure die daarbij wordt gevolgd is als volgt: nadat het verzoek om verzuimbegeleiding is ontvangen, wordt de medewerker benaderd door de bedrijfsarts van het gezondheidscentrum.
Op basis van de inventarisatie kan de bedrijfsarts de medewerker zelf begeleiden of één van de andere artsen indien aanwezig aanwijzen. In principe is dat laatste de bedoeling, waarbij het bij voorkeur de eigen VMA is die de begeleiding van de burgermedewerkers van de eenheid verzorgt. Op die manier krijgt de medewerker één arts als aanspreekpunt en adviseur en zijn ook de SMT’s efficiënter te organiseren.
De inzetbaarheidsadvisering (of u wel operationeel inzetbaar bent) wordt op dit moment binnen de krijgsmacht op veel verschillende manieren uitgevoerd. Binnen het EGB wordt straks één methode gehanteerd waar alle artsen zich aan zullen conformeren.
Mening ODB
De ODB staat niet te juichen bij deze reorganisatie (lijkt op een haastige spoed). Op dit moment bestaan vaak al lange wachtlijsten om een bezoek aan een arts te brengen, of lopen verschillende medische trajecten vast op communicatieproblemen. Het terugbrengen van het functiebestand wil Defensie laten samenvallen met het vereenvoudigen van protocollen (geld dat ook voor bevoegdheden en bekwaamheden?) die bij de verschillende Krijgsmachtdelen en disciplines bestaan. Op papier gaat natuurlijk iedereen erop vooruit. De ODB is tot haar spijt bij lange na niet overtuigd dat nu sprake zal zijn van verbetering (niveau handhaven) voor de (na)zorg van de militair en van mening dat het weer minder minder is in plaats van beter beter.
bron Mindef/overleg