Het gaat relatief goed met de Nederlandse aanpak van mensenhandel, waarbij steeds meer organisaties betrokken zijn. Niettemin blijven zorgen bestaan. Dat blijkt uit het nieuwe periodieke rapport van de Nationaal Rapporteur. In haar aanbevelingen belicht rapporteur Corinne Dettmeijer de meest urgente onderwerpen: slachtoffers, de prostitutiebranche en nieuwe vormen van mensenhandel.
Ten aanzien van slachtoffers moet de overheid meer inzetten op hun bescherming; met name van Nederlandse meisjes die slachtoffers zijn van mensenhandel. Over die laatste groep bestaan grote zorgen. De kwetsbaarheid van de prostitutiebranche voor mensenhandel moet worden verkleind en de klanten moeten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Tot slot moet de overheid alerter worden op nieuwe vormen van mensenhandel buiten de seksindustrie. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie nam het rapport vandaag in ontvangst.Het aanpakken van mensenhandel kunnen politie en Openbaar Ministerie niet alleen; om het te kunnen zien, is de stapeling van signalen van verschillende partijen noodzakelijk.
De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties ingezet op bewustwording en training. De resultaten daarvan zijn terug te zien in het aantal geïdentificeerde slachtoffers en verdachten. Waar zij in het verleden situaties niet als mensenhandel (h)erkenden, doen zij dit nu wel. De Koninklijke Marechaussee identificeert en meldt slachtoffers in toenemende mate. De Dienst Terugkeer & Vertrek identificeert in de terugkeerfase gemiddeld 35 slachtoffers van mensenhandel per jaar.
Slachtoffers van mensenhandel hebben recht op bescherming en hulp. Het is daarom noodzakelijk dat iedere instantie weet wat zij moet doen in dit proces, van het eerste moment dat een slachtoffer wordt ontdekt tot en met de nazorg. Uit het onderzoek van de rapporteur blijkt dat de procedurele weg die het slachtoffer na signalering aflegt, nog vol hobbels en kuilen zit. Onduidelijkheid kan bestaan over zaken als de strafrechtelijke procedure, de vreemdelingrechtelijke procedure of de vergoeding van tolken. Een volledig overzicht van de taken van instanties in deze processen ontbreekt in Nederland. Om te voorkomen dat slachtoffers opnieuw slachtoffer worden, maar ditmaal van het systeem, moet er een zogenaamd verwijsmechanisme worden opgezet. Dat kan worden gezien als een spoorboekje voor slachtofferbescherming, waarin taken van instanties bindend zijn beschreven.
Aanhoudend punt van zorg is de herkenning en bescherming van Nederlandse minderjarige slachtoffers van mensenhandel, vaak aangeduid als loverboyslachtoffers. Die aanduiding, die door hulpverleners verschillend wordt geïnterpreteerd, leidt ertoe dat slachtoffers binnen jeugdzorginstellingen onvoldoende worden herkend. Loverboyslachtoffers zijn mensenhandelslachtoffers. Zo moeten zij ook gezien worden, aldus Dettmeijer. De hulp en behandeling die zij krijgen moet dan ook gericht zijn op slachtofferschap van mensenhandel niet op puberproblematiek. Het risico op herhaald slachtofferschap wordt daardoor verkleind. De onderrapportage van minderjarige slachtoffers betekent dat het werkelijke aantal minderjarige slachtoffers waarschijnlijk hoger ligt dan de ongeveer 200 geregistreerde slachtoffers; de rapporteur pleit dan ook voor een meldplicht voor jeugdzorginstellingen.
Prostitutiesector minder kwetsbaar: uniform beleid en verantwoordelijkheid klanten. Prostitutie is geen synoniem voor mensenhandel. Wel is de sector kwetsbaar voor mensenhandel. Hoewel de nieuwe prostitutiewet (Wrp) een stap in de goede richting naar uniform beleid is, zal de verdere invulling van het prostitutiebeleid sterk afhankelijk zijn van samenwerking tussen gemeenten. Toezicht en handhaving zijn daarin van cruciaal belang. In hun beleid dienen gemeenten de versterking van de positie van de prostituee nadrukkelijk mee te nemen. Hun onderhandelingspositie ten opzichte van exploitanten is dikwijls zwak; een bankrekening of lening afsluiten is lastig.
Ook klanten hebben een verantwoordelijkheid in het minder kwetsbaar maken van de branche. Er zijn situaties waarin een klant weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een prostituee slachtoffer is van mensenhandel. Dat kan zijn door de manier waarop de prostituee wordt bereikt, door informatie gedeeld op websites over prostitutie, of de situatie waarin hij de vrouw aantreft. Voor die gevallen beveelt de rapporteur een expliciete strafbaarstelling aan in een nieuw wetsartikel in het Wetboek van Strafrecht.
Onvoldoende aandacht gaat uit naar uitbuiting buiten de seksindustrie. Onterecht wordt deze categorie van mensenhandel vaak als minder erg beschouwd, en niet als vorm van ondermijnende criminaliteit. Afgeronde opsporingsonderzoeken blijven op de plank liggen en verworden zelden tot strafzaak. Slechts één zaak leidde in 2012 tot een vonnis van de rechtbank. Ook mist de alertheid op nieuwe verschijningsvormen van mensenhandel, zoals gedwongen bedelarij, gedwongen straatkrantverkoop en gedwongen aanvragen van toeslagen. Dit leidt tot nieuwe zorgen. Training is nodig om de alertheid op deze nieuwe vormen blijvend te vergroten.
Bron: Nieuwspoort