De stoffelijke resten van Korea-veteraan Willem de Buijzer zijn dinsdag 12 maart 2019 bijgezet op het United Nations Memorial Cemetery Korea in Busan. Buijzer overleed in oktober 2018 op 87-jarige leeftijd in Nederland. Op eigen verzoek krijgt hij nu zijn laatste rustplaats te midden van zijn oude strijdmakkers.
Namens de familie was voorzitter Vereniging Oud Korea Strijders Paul Gommers aanwezig. Eerder schreef hij over de inzet van De Buijzer: “De Koreatijd voor Willem was van 3 januari 1953 tot het moment dat hij via Tokio naar Nederland is gerepatrieerd. In de nacht van 26 op 27 juli 1953, toen er 5 Nederlanders gesneuveld zijn, is hij zeer ernstig gewond geraakt.”
Dit gebeurde tijdens de laatste patrouille voor het tekenen van de wapenstilstand. De Buijzer zei hier in 2001 zelf het volgende over in de tv-documentaire De Laatste Patrouille: “De soldaat naast me kreeg een schot midden in zijn voorhoofd. Die was dood. Iedereen in paniek. Het gevecht heeft misschien 5 minuten geduurd. Ik was zwaargewond aan mijn benen en zat onder de granaatscherven.” Hij blijft liggen en wordt uiteindelijk dankzij een bijzonder heldhaftige reddingsactie uit het veld gehaald door 3 collega’s.
De Nederlandse delegatie arriveerde gisteren met de urn op de internationale luchthaven van Seoul. Onder hen president Piet Hein Donner van de oorlogsgravenstichting en Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht luitenant-generaal Hans van Griensven. Het gezelschap werd op de luchthaven opgewacht door Zuid-Koreaanse erewachten en minister Pi Woo-jin van Veteranenzaken.
Ook de bijzetting vandaag gebeurde met groot militair ceremonieel. Zuid-Koreaanse erewachten vuurden saluutschoten af en speelden de Last Post en het onofficiële volkslied Arirang. Op de erebegraafplaats liggen zo’n 3.000 soldaten. Onder hen 117 Nederlanders die sneuvelden tijdens de Koreaoorlog. Sinds 2005 kunnen ook veteranen hier worden bijgezet. Samen met De Buijzer is dat nu 3 keer gebeurd. De Buijzer was 1 van de 636 vrijwilligers van Nederlands Detachement Verenigde Naties.
Bron: Mindef
Foto: Mindef