Het nieuwe stelsel van toezicht op de advocatuur start met ingang van 1 januari 2015. De Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel daartoe van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie aanvaard. Kern van het nieuwe toezicht is de vorming van een college van toezicht – een nieuw, intern orgaan van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) – dat bestaat uit drie leden en waarvan de landelijk deken voorzitter wordt. De overige twee leden zijn geen advocaat, ambtenaar of rechter.
De landelijk deken wordt als voorzitter de verbindende figuur tussen de lokale dekens en het zogeheten systeemtoezicht dat het college straks uitoefent. Het college bepaalt het toezichtsbeleid en de eisen waaraan het toezicht op alle advocaten moet voldoen. Het kan aanbevelingen doen aan de lokale dekens, controleert het werk van die dekens en rapporteert jaarlijks in het openbaar over de resultaten. De dekens kunnen niet langer ieder hun eigen ‘toezichtsregels’ maken. Hierdoor wordt het toezicht transparanter en uniformer.
Voor de landelijk deken is in het nieuwe model een belangrijke rol weggelegd als voorzitter van het college. Omdat de landelijk deken is benoemd door de advocatuur, bestaat er afstand tot de overheid. De twee andere leden van het college waarborgen de onafhankelijkheid ervan, omdat zij geen advocaat, rechter of ambtenaar mogen zijn. Zij zijn de ‘blik van buiten’ en worden voor benoeming aangedragen door de NOvA. Deze leden worden, net als bijvoorbeeld rechters, niet benoemd door de Minister, maar bij koninklijk besluit.
Bron: Rijksoverheid