Mensenhandelaren opereren meestal niet alleen, daarom moeten mensenhandelnetwerken goed in kaart worden gebracht. Ook moet er meer aandacht komen voor het in beeld brengen van personen en organisaties die het delict bewust dan wel onbewust faciliteren. Het inzichtelijk maken van alle schakels in het mensenhandelproces komt de opsporing, vervolging en berechting ten goede, blijkt uit onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Het rapport bevat nieuwe informatie over slachtoffers en hun bescherming, daders en hun werkwijzen, en over de opsporing, vervolging en berechting. Veel cijfers zijn al beschikbaar, en maken het mogelijk om informatiegestuurd op te treden. De nieuwe cijfers reiken KMAR en KLPD handvatten aan om op een andere manier te kijken naar hun werkwijze en aanpak – en deze waar mogelijk te verbeteren.
Wie zijn de verdachten?
Voorwaarde om mensenhandel doelgericht op te sporen is dat bekend wordt wie de mensenhandelaren zijn en hoe zij opereren. Het rapport van de rapporteur moet hieraan bijdragen. Verdachten komen het vaakst uit Nederland (45%), gevolgd door Hongarije (8%), Bulgarije (8%), Roemenië (6%) en Suriname (6%). Tachtig procent van de verdachten is man, zo blijkt uit het onderzoek. Gemiddeld zijn zij rond de 32 jaar oud. In 2012 werden opnieuw meer mensenhandelzaken bij het Openbaar Ministerie ingeschreven dan het jaar daarvoor: 311 in 2012 tegenover 257 in het jaar ervoor.
Alle schakels in het mensenhandelproces keihard aanpakken
Binnen de opsporing, vervolging en berechting kan meer geïnvesteerd worden in het aanpakken van criminele samenwerkingsverbanden en legale organisaties die mensenhandel (al dan niet bewust) faciliteren. De rapporteur analyseerde onder meer 77 opsporingsonderzoeken, waarin in totaal 165 verdachten en 249 slachtoffers betrokken waren. In ten minste 38% van de onderzoeken hadden de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid zicht op een crimineel samenwerkingsverband van meer dan twee leden. Ondanks dat de politie, de Koninkijke Marechaussee en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid hier zicht op hebben, lijken deze nog nauwelijks te worden aangepakt. “Om het mensenhandelproces daadwerkelijk te frustreren moeten álle schakels van het mensenhandelproces worden aangepakt. Het aanpakken van één of twee verdachten lost weinig op.”
De rapporteur keek ook naar legale organisaties die, vaak onbewust, mensenhandel faciliteerden. Binnen de aanpak van mensenhandel is steeds meer aandacht voor de aanpak van legale organisaties van faciliteerders. Zo startten het Openbaar Ministerie, Koninklijke Horeca Nederland en de Landelijke Eenheid een project om de alertheid van het hotelpersoneel op signalen van mensenhandel te versterken. Uit het rapport blijkt dat in ieder geval in 48% van de onderzochte opsporingsonderzoeken sprake was legale organisaties (zoals raamexploitanten) die al dan niet bewust, mensenhandel faciliteren. Indien het gaat om opzettelijke faciliteren van mensenhandel, moeten deze organisaties ook worden aangepakt.
‘Mensenhandel mag nooit lonen’
Mensenhandel draait om grof geld. Hoeveel geld er met mensenhandel wordt verdiend en waar dat naartoe gaat is vaak onduidelijk. Wanneer inzicht ontstaat in de geldstromen (Follow the money) en het financiële voordeel van mensenhandelaren, worden de bewijsmiddelen breder en meer divers. De afhankelijkheid bij de opsporing van aangiften en andere belastende verklaringen van slachtoffers neemt daardoor bovendien af. Ook kunnen door het financieel onderzoek de schadevergoedingseisen van slachtoffers beter worden onderbouwd. Van alle mensenhandelvonnissen in de periode 2010-2012 is in slechts twaalf keer (3%) sprake geweest van ontneming. “Dat is te weinig”, aldus de rapporteur. “Mensenhandel mag niet lonen.”
Slachtoffermeldingen
Hoeveel slachtoffers er in Nederland zijn is ook onbekend. Aan een schatting waagt de rapporteur zich niet. Het aantal geregistreerde slachtoffers is deels afhankelijk van de meldende instanties. In 2012 werden 1.711 mogelijke slachtoffers bij CoMensha geregistreerd; een aanzienlijke stijging ten aanzien van 2011, toen dat aantal 1.222 was. Die stijging betekent niet dat mensenhandel toeneemt. Met name de Koninklijke Marechaussee heeft meer signalen van mogelijke slachtoffers gemeld. Vaak gaat het dan om Midden- en Oost-Europese vrouwen die op luchthavens of aan de grens worden gesignaleerd en in Nederland in de prostitutie (willen) gaan werken. Daarbij is niet noodzakelijkerwijs sprake van dwang (een oogmerk van) of uitbuiting.
De geregistreerde mogelijke slachtoffers zijn meestal vrouw (88%). Hun gemiddelde leeftijd is ongeveer 25 jaar. De meeste slachtoffers (25%) komen uit Nederland, direct gevolgd door Bulgarije (18%), Hongarije (13%) en Roemenië (8%). In de periode 2008-2012 was 15% van de geregistreerde slachtoffers minderjarig; 62% van hen was Nederlands. De cijfers laten zonneklaar zien dat nog steeds onvoldoende zicht bestaat op uitbuiting buiten de seksindustrie, zoals in de land- en tuinbouw, binnen- of scheepvaart, of bedelarij. In 2012 werd 15% van de slachtoffers uitgebuit in de land en tuinbouw of andere bedrijfstakken, tegenover 71% in de seksindustrie. Voor de overige 14% geldt dat zij nog niet hadden gewerkt of dat niet bekend is in welke sector zij werden uitgebuit.
Raken Afrikaanse slachtoffers uit beeld?
De politie krijgt te maken met een groot aantal aangiften van met name (West-Afrikaanse) mogelijke slachtoffers waarin weinig aanknopingspunten voor verder onderzoek zitten en die vrijwel onmiddellijk worden geseponeerd. Het gaat waarschijnlijk om rond de 200 aangiften. De rapporteur wijst erop dat het ontbreken van deze aanknopingspunten echter niet hoeft te betekenen dat geen sprake kan zijn van mensenhandel: “Er zijn verschillende voorbeelden van (West-)Afrikaanse mensenhandelnetwerken die actief waren in Nederland, waarin slachtoffers soms ook weinig aanwijzingen konden geven over waar zij waren uitgebuit en door wie.” Een landelijke analyse om trends en verbanden in deze aangiften te achterhalen kan de politie relevante informatie opleveren om te bepalen hoe ze deze aangiften kunnen behandelen. Dit vereist allereerst een goede registratie bij het OM (waaraan het ontbreekt) van deze aangiften.
conclusie: creëer meer zicht op netwerken, faciliteerders en geld.
Bron: Ministerie van Veiligheid