Het beroep op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) is in 2013 voor het tweede jaar op rij gedaald. De daling heeft meerdere oorzaken. Zo worden bijzondere procedures in de Wsnp – voorlopige voorziening, moratorium en dwangakkoord – beter benut. Met behulp van deze rechtelijke interventies kan de schuldhulpverlening dan alsnog in het minnelijke traject worden afgerond. Ook kan het toelatingsbeleid van gemeenten in de minnelijke schuldhulpverlening van invloed zijn op de doorstroom naar de Wsnp.
Dit blijkt uit de tiende monitor Wsnp die staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In 2013 zijn ongeveer 17.500 aanvragen gedaan voor toelating tot de Wsnp. Dat is 9 procent minder dan een jaar eerder. In 2012 was al sprake van een trendbreuk als het gaat om het aantal verzoeken tot toelating van de Wsnp en is de daling ingezet. Daarom is naast de tiende monitor een quick scan uitgevoerd naar de mogelijke oorzaken van de daling.
De monitor geeft jaarlijks een trendmatig en cijfermatig beeld van de uitvoeringspraktijk van de Wsnp, die een streng saneringstraject biedt waardoor mensen weer perspectief krijgen op een schuldenvrije toekomst. De schuldenaar krijgt van de rechter een schone lei als hij zich voldoende heeft gehouden aan het strikte regime van de schuldsaneringsregeling. Staatssecretaris Teeven schrijft in de brief aan de Tweede Kamer dat de hoofddoelstelling van de wet – het bereiken van een schone lei – over de jaren heen een consequent positief resultaat laat zien. Ook in 2013 voldeed de wet aan die hoofddoelstelling.
In 2013 zijn door de rechter ongeveer 12.350 schuldsaneringen uitgesproken; dat zijn ruim 1400 minder dan een jaar eerder. Net als in voorgaande jaren blijkt dat in 2013 de hoofddoelstelling van de Wsnp – het bereiken van een schone lei aan schuldenaren die te goeder trouw zijn en die een problematische schuldenlast hebben die niet minnelijk kan worden opgelost – in 75 procent van de gevallen is gehaald. Het afwijzingspercentage van de verzoeken tot toelating van de schuldsanering is nagenoeg gelijk gebleven: 20,1 procent in 2013, tegen 19,6 procent in 2012.
Staatssecretaris Teeven wijst erop in zijn brief aan de Tweede Kamer dat de wettelijke schuldsaneringsregeling fungeert als een laatste redmiddel. Het dient dan ook niet te lichtvaardig ingezet te worden. Een schuldsaneringsregeling is alleen zinvol als de buitengerechtelijke route om uit problematische geldproblemen te komen niet effectief zijn gebleken. Het is dan ook goed dat de minnelijke oplossingen in de schuldhulp meer worden benut. Dit zorgt wel voor meer druk bij gemeenten, die door de economisch moeilijke omstandigheden nauwkeuriger kijken wie voor welke hulp in aanmerking komt. Het is volgens de staatssecretaris dan ook belangrijk dat in het minnelijke traject en het Wsnp-traject meer wordt samengewerkt en kruisbestuiving plaatsvindt.
De doelgroep van problematische schuldenaren die een beroep doet op de Wsnp is ten opzichte van vorige metingen nauwelijks gewijzigd. De verhouding tussen particulieren en (ex-)ondernemers die een beroep doen op de Wsnp, is traditioneel vier op één. Voor (ex-)ondernemers was een inkomensterugval de voornaamste reden voor het ontstaan van schulden. Dit geldt ook voor particulieren. Andere belangrijke oorzaken van problematische schulden bij particulieren zijn overbesteding, compensatiegedrag en echtscheiding.
Bron: ministerie van Veiligheid en Justitie